Abstract: this post discusses Dutch jurisprudence published in 2022 in relation to the activities of private investigators in the Netherlands. Since it is mostly (or perhaps solely) relevant for a Dutch audience, it was written in Dutch. If you however require an understanding of the matter beyond what Google translate can provide, feel free to contact me.
Net als in voorgaande jaren heb ik ook in 2022 in de op rechtspraak.nl gepubliceerde uitspraken gezocht of, en zo ja in welke context, particuliere recherchebureaus daar in voorkomen. Om deze te identificeren, is gezocht op de trefwoorden ‘recherchebureau’, ‘onderzoeksbureau’ en ‘bedrijfsrecherche’. In 2022 zijn in totaal 49.954 uitspraken gepubliceerd op rechtspraak.nl en in 83 daarvan kwam het woord ‘recherchebureau’ voor, in 180 het woord ‘onderzoeksbureau’ en in 45 uitspraken het woord ‘bedrijfsrecherche’.
Binnen deze uitspraken heb ik vervolgens gezocht naar zaken waarbij daadwerkelijk sprake was van het noemen of het gebruik en/of toetsing van bevindingen van een particulier recherchebureau. Dat betekent dat ik zaken met betrekking tot aanvragen van vergunning en toestemmingen voor medewerkers van particuliere recherchebureaus uit de dataset heb verwijderd, net als uitspraken waarbij kennelijk sprake was van een ander soort (vaak technisch) onderzoeksbureau of waarin de zoekterm alleen als woord voorkwam buiten een relevante context. Voorts heb ik zaken waarin het woord ‘bedrijfsrecherche’ voorkwam terwijl een interne onderzoeksafdeling werd bedoeld ook uit de dataset weggelaten. Tenslotte heb ik cassatiezaken eruit gelaten.
Overzicht zaken 2022
Na die filtering hield ik 80 uitspraken uit het jaar 2022 over, een paar minder dan in 2021. Van de gevonden uitspraken vallen er 67 in civiel rechtelijke zaken (waaronder arbeidsrecht), 7 in het ambtenarenrecht, 1 in het tuchtrecht en tenslotte 5 in het strafrecht. Hoewel de cijfers iets verschillen van in de voorgaande jaren, lijkt geen sprake te zijn van significante afwijkingen.
In de meeste gevallen (40) werd de inzet van een particulier recherchebureau alleen genoemd in de uitspraak zonder verdere concrete bespreking van de inhoud van de werkzaamheden. In 33 gevallen werden de bevindingen daadwerkelijk inhoudelijk betrokken bij de overwegingen in de uitspraak en tenslotte werd in 7 gevallen gevallen de inzet en/of handelingen van het particulier recherchebureau door de rechter op rechtmatigheid getoetst.
Toetsing rechtmatigheid
Zoals vorige jaren gaat mijn aandacht primair uit naar de gevallen waarin de rechtbank of het gerechtshof zich gebogen heeft op de rechtmatigheid van de inzet of op het optreden van het recherchebureau. Van de 7 gevallen in de jurisprudentie uit 2022 waarin de rechtmatigheid door de rechter is beoordeeld, werd in 5 gevallen geoordeeld dat sprake was van rechtmatig en proportioneel optreden.
In drie gevallen daarvan werd door de betrokkene gesteld dat de inzet van camera-observatie onrechtmatig zou zijn geweest. Echter zowel de Rechtbank Noord-Holland, de Rechtbank Midden Nederland, als de Rechtbank Rotterdam oordeelden dat in die kwesties de inzet van camera-observatie rechtmatig een proportioneel was. Interessant in deze uitspraken is dat met name de procedures (zoals tijdig wissen en beperking van opname duur) die zijn gericht op het (extra) waarborgen van de proportionaliteit expliciet door de rechtbank werden meegewogen in de beoordeling van de rechtmatigheid. Het loont dus daar aandacht aan te besteden.
In een kwestie waarin meer algemeen de rechtmatigheid van het onderzoek ter discussie werd gesteld, oordeelde de Rechtbank Noord-Holland: “Verweerder heeft een onafhankelijk onderzoeksbureau ingeschakeld en naar het oordeel van de rechtbank zijn de onderzoekers zorgvuldig te werk gegaan. Het dossier bevat voldoende onderzoeksgegevens. Verweerder kon op basis daarvan tot een zorgvuldige feitenvaststelling komen.” Een mooie uitspraak waaruit blijkt dat zorgvuldigheid, ook in het vastleggen van werkzaamheden en bevindingen, van groot belang is.
In de twee gevallen waarin de rechtbank oordeelde dat het onderzoek niet rechtmatig was jegens betrokkene, ging het in beide gevallen om het moment van de keuze voor de inzet van een recherchebureau, dus niet om de werkzaamheden zelf.
De Rechtbank Limburg oordeelde dat het inschakelen van een recherchebureau door een werkgever uitsluitend op basis van anonieme geruchten over een onterechte ziektemelding prematuur en ontoelaatbaar is. Volgens de rechtbank ‘had [verweerder] er beter aan gedaan om met [verzoeker] het gesprek aan te gaan en hem te confronteren met de geruchten.’ Dat blijft natuurlijk een lastige afweging omdat vanuit een onderzoeksbelang gezien een premature confrontatie wellicht ook niet handig is.
Ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in een andere zaak dat het direct inzetten van een recherchebureau bij een vermoeden van het veinzen van ziekte door de werknemer disproportioneel is en niet in overeenstemming met eisen van subsidiariteit. Beide uitspraken vormen net als vorig jaar een goede herinnering dat het bij aanvaarding van de opdracht verstandig is met de opdrachtgever te bespreken of minder belastende middelen al zijn ingezet en zo de opdrachtgever te behoeden voor de debacle in de rechtszaal. Zeker als het gaat om een arbeidsrelatie wordt van de werkgever extra zorgvuldigheid verwacht.
Werkzaamheden zonder POB vergunning
Net als afgelopen jaar is ook weer gekeken of de gepubliceerde uitspraken indicaties bevatten van bureaus die zonder dat zij over een POB vergunning beschikken, toch recherchewerkzaamheden uitvoeren. Vorig jaar kwamen we in de gepubliceerde uitspraken de ‘Stichting Bestrijding Woonfraude Hennepteelt’ (SBWH) tegen, alsook het bureau Bezemer & Schubad. Beiden bleken (destijds) niet over een POB vergunning te beschikken maar hadden – zo bleek uit de betreffende uitspraken – wel vergunningsplichtige werkzaamheden uitgevoerd.
Interessant is dat bureau Bezemer & Schubad in 2022 meerdere malen in het nieuws kwam in verband met door hen verrichte onderzoeken. In mei bleek dat zij het onderzoek ten aanzien van Marc Overmars hadden uitgevoerd. Dit bleek heel duidelijk een persoonsgericht recherche-onderzoek te zijn geweest met verregaande gevolgen voor Overmars.
Vervolgens bleek in oktober dat Bezemer & Schubad in opdracht van de PVDA ook het onderzoek naar oud-kamerlid Gijs van Dijk hadden uitgevoerd. De advocaat van Van Dijk deed aangifte tegen Bezemer & Schubad wegens het uitvoeren van recherchewerkzaamheden zonder vergunning. Volgens de berichtgeving over die kwestie, stelde Bezemer & Schubad dat het ‘niet vergunningsplichtig is’, omdat het geen onderzoek doet naar ‘strafbare feiten’.
Echter, de Wpbr definieert recherchewerkzaamheden simpelweg als ‘het vergaren en analyseren van gegevens’ en spreekt nergens over strafbare feiten. Kennelijk – maar dat is een aanname mijnerzijds – verwart men de algemene Wpbr vergunningsplicht met de noodzakelijke (Wpbr) vergunning voor het mogen verwerken van gegevens van strafrechtelijke aard ten behoeve van derden (artikel 33 lid 4, UAVG). In ieder geval heeft het bureau zich onvoldoende verdiept in de regelgeving zo lijkt het.
Overigens lijkt uit andere gegevens die in die kwestie openbaar zijn geworden sprake te zijn dat Bezemer en Schubad aan derden zouden hebben toegezegd dat betrokkene niet het gehele rapport zou mogen inzien. Als dat inderdaad zo is, dan is dat procedureel redelijk onhandig. Het doen van (persoonsgericht) rechercheonderzoek is echt een vaardigheid waarbij de vergunningsplicht – en de daarmee samenhangende opleidingseisen – dus helemaal niet zo’n vreemde eis is.
De onderzoeken naar Gijs van Dijk en Marc Overmars waren overigens niet de enige onderzoeken die door Bezemer & Schubad zijn uitgevoerd. Uit uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en van de Rechtbank Gelderland blijkt dat zij in meer kwesties onderzoeksactiviteiten hebben verricht gericht op het handelen van specifieke personen en die kunnen worden gekwalificeerd als recherchewerkzaamheden. De rapportages van deze onderzoekswerkzaamheden worden vervolgens in ontslagprocedures gebruikt.
Een ander voorbeeld van een bureau dat zonder over de noodzakelijke vergunning recherchewerkzaamheden uit lijkt te voeren, is het bureau ‘De Vertrouwenspersoon’. Uit uitspraken van de Rechtbank Noord-Nederland en van de Rechtbank Amsterdam blijkt dat ook zij persoonsgerichte onderzoekswerkzaamheden hebben verricht die worden gebruikt in juridische geschillen. Het bureau geeft op hun website ook aan ‘klachtonderzoek’ te doen, maar beschikt ook niet over een POB vergunning (pdf.)
Conclusie
Uit de jurisprudentie in 2022 blijkt, eigenlijk net als de voorgaande jaren, dat in Nederland geen indicatie bestaat van (op grote schaal) onrechtmatig handelen door particuliere recherchebureau’s (waar wel eens angst voor bestaat). Hoewel niet uit valt te sluiten dat zaken verkeerd gaan, kan gelet op de gepubliceerde uitspraken niet gezegd worden dat dat structureel is. Dit beeld wordt bevestigd door de Dienst Justis gepubliceerde cijfers over opgelegde sancties in 2022 (hoewel het toezicht beperkt is).
Ondertussen zijn in de gepubliceerde uitspraken en ook in de media in toenemende mate voorbeelden te vinden van onderzoeksbureaus die zonder vergunning werken. Veel bureautjes storten zich op integriteitsonderzoek en dan met name op onderzoeken inzake ‘grensoverschrijdend gedrag’. Dergelijk onderzoek is in de praktijk bijna altijd persoonsgericht onderzoek dat inhoudelijk onder de Wpbr-definitie van recherchewerkzaamheden valt en waarvan de uitkomsten in het huidige tijdsgewricht vaak verregaande consequenties voor de betrokkenen hebben. Dan is procedurele zuiverheid en goede kennis van hoe dat in een persoonsgericht onderzoek dient te werken, van zeer groot belang.
Natuurlijk kan niet gezegd worden dat het hebben van een POB vergunning per definitie de kwaliteit van onderzoek garandeert. Echter bij bureaus die willens en wetens een eigen interpretatie van de wet hanteren, is de kans aanzienlijk dat ook de rest van het onderzoeksproces twijfelachtig is. Het is daarom te hopen dat de aangifte tegen Bezemer & Schubad aanleiding vormt voor Justitie om meer duidelijkheid te creëren over de reikwijdte van de Wpbr en waar nodig ook op dit vlak daadwerkelijk te gaan handhaven.
June 5, 2024
[…] op de werkzaamheden vindt plaats door de Dienst Justis van het ministerie en door de politie. Uit jurisprudentie in de afgelopen jaren blijkt dat een enkele maal de rechtmatigheid van de werkzaamheden van […]
June 7, 2024
[…] op de werkzaamheden vindt plaats door de Dienst Justis van het ministerie en door de politie. Uit jurisprudentie in de afgelopen jaren blijkt dat een enkele maal de rechtmatigheid van de werkzaamheden van […]
June 7, 2024
[…] op de werkzaamheden vindt plaats door de Dienst Justis van het ministerie en door de politie. Uit jurisprudentie in de afgelopen jaren blijkt dat een enkele maal de rechtmatigheid van de werkzaamheden van […]